Wie heeft het drukken uitgevonden?
In eerste instantie werden geschriften moeizaam met de hand overgeschreven als men bijvoorbeeld een boek wilde kopiëren. Van vele geschriften en boeken bestonden dus maar enkele exemplaren. Dat waren altijd zeer kostbare geschriften vanwege de grote mate van tijd die erin ging zitten. Ook werden deze geschriften vaak rijkelijk met de hand geïllustreerd en zelfs met bladgoud afgewerkt. Omdat de oplage zo laag was, zijn veel boeken uit de oudheid en middeleeuwen verloren gegaan. Pas met de introductie van het drukken was het mogelijk geschriften met een grotere oplage te verspreiden. Dit had ook tot gevolg dat het voor mensen die minder bemiddeld waren tóch over de kennis konden beschikken. Kennis kwam dus in een stroomversnelling. Het was een revolutie vergelijkbaar met die van de laatste decennia: het internet.
Waar en wie de boekdrukkunst heeft uitgevonden, is zeer omstreden. Ik leerde op de lagere school dat het in Haarlem was. Nederlands trots was Laurens Janszoon Coster, van wie ook een standbeeld op de grote markt in Haarlem staat. Later werd dit herzien en gemeld dat het een Chinees, Pi Chang, moet zijn geweest en voor de westerste wereld een Vlaming; Dirk Martens, of een Duitser uit Mainz, Johannes Gutenberg.
Blokdruk
Vanaf ongeveer duizend jaar geleden werden er ook afbeeldingen gedrukt met blokdruk. Dit is een uitgesneden houtblok, een soort van stempel dus. Deze sleten echter snel en het hele proces was bijzonder onhandig.
Boekdrukkunst in de 15e eeuw
De échte revolutie kwam met het met de hand plaatsen van losse letters op een regel en deze in rijen op elkaar te stapelen. Dat je de losse letters weer voor een ander drukwerk kon gebruiken was ook kostenbesparend. Uit deze tijd komt ook de benaming van kapitalen en onderkast voor hoofdletters en kleine letters. De kapitalen lagen in de bovenste kast en de kleine letters in een kast eronder. Daarom heten deze in het drukkersvak nog steeds 'onderkast'. De letters werden eerst gesneden en bestonden soms zelfs uit hardhout. De grote revolutie was dat de letters konden worden gegoten met lood. Dit is een paar eeuwen zo doorgegaan en het proces bleef eigenlijk ongewijzigd. Eind 1800 kwam tijdens de industriële eigenlijk elk ambacht in een stroomversnelling, dus ook het drukken. Hele regels werden in één keer gegoten en bijna automatisch samengevoegd. Na gebruik werd het lood gewoon weer omgesmolten. Een afbeelding werd gegraveerd en tussen de tekst geplaatst.
Offsetdruk
Offsetdruk kwam daarna en is ontwikkeld uit vlakdruk met stenen (lithodruk of steendruk), welke in 1796 door Alois Senefelder uit Praag werd uitgevonden. Lithografie maakt gebruik van het olieachtige vet in de drukinkt. Zoals je misschien weet, wordt vet door water afgestoten. Het kalksteen wordt vochtig gehouden en stoot zo de drukinkt af. Bij offsetdruk is het tegenwoordig een gecoate aluminium plaat. Zo kan je dus inkt op vocht aanbrengen. De plaat stoot de inkt af op een vel papier, voilà: drukwerk! Door middel van een fotografisch proces wordt de tekst en de afbeelding op de plaat aangebracht.
Digitaal drukken
De laatste revolutie is dat de tekst en afbeelding door middel van een laser snel op een rol wordt geschreven, welke hierdoor statisch wordt. Toner, oftewel heel dun poeder, wordt hierdoor aangetrokken en door middel van verhitting gefixeerd.