De rol die R.D.E. (Ootje) Oxenaar heeft gespeeld in de ontwikkeling van het Nederlandse grafisch ontwerpen is buitengewoon interessant. Vanaf de jaren zeventig was hij werkzaam bij de Dienst Esthetische Vormgeving van de PTT - van 1970 tot 1976 als adjunct en daarna tot 1994 als hoofd. Zijn betekenis als een van de belangrijkste publieke opdrachtgevers in deze periode van het grafisch ontwerpen in Nederland is nauwelijks te overschatten. Dat succes is te danken aan Oxenaars eigen visuele productie vanaf het begin van de jaren vijftig en aan de positie die hij op grond daarvan als vooraanstaand grafisch ontwerper innam in het ontwerpveld.
De ontwerpen van Oxenaar zorgde voor veel waardering. Het Nederlandse geld (voor de invoering van de euro) was in de hele wereld spraakmakend. Na de oorlog werd er steeds meer aandacht besteed aan het muntgeld en de bankbiljetten. Dit komt wellicht doordat de overheid het geld steeds meer ging zien als een communicatiemiddel naar de burgers. Maar ook als land (geld is een nationaal product) zich te profileren als stabiel, welvarend en vooruitstrevend.
Ootje Oxenaar studeerde beeldende kunst aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Hij was van 1966 tot 1985 als ontwerper werkzaam voor de Nederlandsche Bank, waar hij twee series bankbiljetten ontwierp: de 'erflaters'-serie met figuren uit de vaderlandse geschiedenis: Vondel (5 gulden), Hals (10 gulden), Sweelinck (25 gulden), De Ruyter (100 gulden), Spinoza) (1000 gulden), en de revolutionaire serie biljetten zonder portretten: de Zonnebloem (50 gulden), de Snip (100 gulden) en de Vuurtoren (250 gulden). Voor de laatste serie werkte hij samen met Hans Kruit en gebruikte hij diverse nieuwe grafische technieken. Oxenaar stond erop dat hij inzage kreeg in alle beveiligingstechnieken die drukker Joh. Enschedé zou gebruiken, om te voorkomen dat zijn ontwerpen tijdens de productie zouden worden aangepast. Dat was met zijn eerste bankbiljet gebeurd, het vijfguldenbiljet uit 1966. Oxenaar is ook de bedenker geweest van het gebruik van felle kleuren van bankbiljetten, waarbij iedere coupure een eigen kleur heeft, waardoor ze makkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Dit principe is voortgezet bij de Euro.
Ootje Oxenaar met een afbeelding van het 10 gulden "Frans Hals biljet"
Biljet ‘de Vuurtoren’
In 1985 is het ontwerp voor ‘de Vuurtoren’ klaar. Opvallend is de strakke geometrische vorm van de vuurtoren, bij de vorige twee biljetten is dit duidelijk niet het geval. De vuurtoren staat horizontaal afgebeeld, ook dit is nieuw. Op de achterzijde is weer een afbeelding van een landschap geplaatst met daarbij de contouren van een deel van Nederland. Dit was het laatste biljet dat door Oxenaar ontworpen is. In een interview zei hij dat hij aan dit biljet het meeste plezier heeft beleefd. Hij had hier de volledige vrijheid en mocht hij alles zelf bepalen.
Ootje Oxenaar had er een handje van persoonlijke grappen te verwerken, buiten medeweten van De Nederlandsche Bank. In het gezicht van Frans Hals op het oude tientje zit zijn duimafdruk en op het briefje van 250 gulden is een hele reeks vrouwennamen terug te vinden. 'De vuurtoren', het briefje van tweehonderdvijftig gulden, 'is een symbool voor licht, een teken dat de wacht houdt en op die manier waakt over de mensen', zo beantwoordde hij de vraag waarom nu juist een vuurtoren als afbeelding op het biljet. Daarnaast had hij persoonlijke tintjes gegeven aan zijn vuurtoren. Op het biljet zijn de namen van twee vriendinnen en van zijn kleindochter aangebracht en is het watermerk het konijntje van zijn vriendin.
Dé vuurtoren West-Schouwen bij Haamstede